Geen strafonderbreking i.v.m. medische situatie gedetineerde
Een gedetineerde die veroordeeld is voor oplichting en valsheid in geschrifte tot een gevangenisstraf van vier jaar vroeg op medische gronden strafonderbreking en deed het verzoek aan de rechter om hiervoor een voorlopige voorziening te treffen.
De Haagse rechter liet de behandeling van dit verzoek op 7 augustus 2015 over aan de beroepscommissie van de RSJ. De gedetineerde verbleef al enige tijd in een ziekenhuis. De internist wilde hem uit het ziekenhuis ontslaan, maar had bezwaar tegen zijn terugkeer in een penitentiaire inrichting.
Noodzaak van strafonderbreking
Het verzoek om strafonderbreking werd door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie afgewezen. Tijdens de behandeling van het beroep bij de RSJ werd namens de klager een nieuwe medische verklaring ingediend waaruit zijn detentieongeschiktheid zou blijken. De beroepscommissie heeft in een tussenbeslissing de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de detentiegeschiktheid en vervolgens over de noodzaak van strafonderbreking (RSJ 10 augustus 2015, 15/2552/GV tussenbeslissing).
De medisch adviseur van de Dienst Justitiƫle Inrichtingen acht klager detentiegeschikt en ziet geen noodzaak voor strafonderbreking. De Staatssecretaris is akkoord gegaan met de door de internist gestelde voorwaarden bij terugplaatsing van klager in een penitentiaire inrichting.
Deze betreffen onder meer het wekelijks informeren van de internist over de medische situatie van zijn patiƫnt, de beschikbaarheid van een speciaal geprogrammeerde telefoon voor klager en de toezegging van de Staatssecretaris dat bij verhoging van de bloeddruk klager naar een ziekenhuis kan worden overgebracht. Onder deze omstandigheden ziet de beroepscommissie geen noodzaak voor strafonderbreking op medische gronden.
Bekijk jurisprudentie over dit onderwerp in de jurisprudentiedatabank onder uitspraaknummer 15/2552/GV