Verlof, detentiefasering en overplaatsing in coronatijd: de beroepscommissie zet lijnen uit
De beroepscommissies van de RSJ hebben diverse verlof- en (over)plaatsingszaken behandeld die te maken hebben met de uitbraak van het coronavirus en de maatregelen die zijn getroffen om de verspreiding daarvan tegen te gaan. In haar uitspraken zijn inmiddels dan ook enkele lijnen en uitgangspunten zichtbaar die hier worden weergegeven.
De Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) heeft maatregelen getroffen om de (verdere) verspreiding van het coronavirus binnen de justitiële inrichtingen tegen te gaan. Veel van die maatregelen zijn aangekondigd in een brief van de Minister voor Rechtsbescherming aan de Tweede Kamer van 13 maart 2020.
Dat zijn onder andere de volgende maatregelen:
- Verloven werden opgeschort (afgezien van incidenteel verlof nog steeds geldig)
- Bezoek werd opgeschort (tot 16 juni 2020)
- Zeer Beperkt Beveiligde Inrichtingen (ZBBI’s)1 werden gesloten (tot 3 augustus 2020)
- Zelfmelders2 hoefden zich niet te melden (tot 1 september 2020)
Deze maatregelen hebben tot uiteenlopende beroepszaken geleid. Ook waren er gedetineerden die juist vanwege de uitbraak van het coronavirus verzochten om strafonderbreking.
Opschorten van verloven
Er zijn diverse soorten verlof. In de brief van de Minister van 13 maart 2020 werd daar in eerste instantie geen onderscheid tussen gemaakt.
Algemeen verlof is bedoeld voor gedetineerden die aan het einde van hun gevangenisstraf zitten, om zo goed voorbereid terug te keren in de maatschappij. De beroepscommissie heeft (relatief) weinig beroepen behandeld die zijn gericht tegen de afwijzing van een verzoek om algemeen verlof op grond van de coronamaatregelen.
In de zaken die de beroepscommissie heeft beoordeeld, heeft zij geoordeeld dat een verzoek om algemeen verlof wel in behandeling moet worden genomen en niet mag worden aangehouden, maar dat de afwijzing van een verzoek vanwege de coronamaatregelen niet onredelijk is, omdat de coronacrisis deze maatregelen noodzakelijk maakt. Datzelfde geldt voor zogenaamde regimaire verloven, die gedetineerden normaal gesproken genieten als zij in een (Z)BBI verblijven.
Incidenteel verlof is bedoeld voor “het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is” 3. Als incidenteel verlof voor zo’n gebeurtenis niet volstaat, kan strafonderbreking worden verleend4. De beroepscommissie heeft al in een vroeg stadium (begin mei 2020) geoordeeld dat de getroffen maatregelen incidenteel verlof of strafonderbreking in uitzonderlijke situaties niet geheel uitsluiten.
Dat gold bijvoorbeeld voor gedetineerden van wie de vader of schoonvader op sterven lag door besmetting met het coronavirus. Niet veel later (2 juni 2020) oordeelde de beroepscommissie dat het onredelijk was om een verzoek om incidenteel verlof enkel vanwege de getroffen coronamaatregelen af te wijzen. Ook dat verzoek had de gedetineerde gedaan om zijn vader, die op sterven lag, te bezoeken.
De beroepscommissie heeft (tot nu toe) alle beroepen ongegrond verklaard die waren gericht tegen de afwijzing van een verzoek om strafonderbreking dat de gedetineerde had gedaan omdat hij zich door de uitbraak van het coronavirus niet veilig voelde in de inrichting. Dat gold ook voor gedetineerden die in een inrichting verbleven waar meerdere medegedetineerden daadwerkelijk met het coronavirus waren besmet.
Ook gedetineerden die tot de risicogroep behoren, kwamen niet in aanmerking voor strafonderbreking. De beroepscommissie benadrukte in die uitspraken dat zij de “gevoelens van onrust en onveiligheid” begreep, maar dat de maatregelen die de DJI trof voldoende waren gebleken om de verspreiding tegen te gaan. In een aantal zaken was ook de medisch adviseur van de DJI gevraagd om advies en adviseerde deze om geen strafonderbreking te verlenen.
Opschorten van bezoek en horizontale overplaatsingen
Het opschorten van bezoek speelt een rol in beroepen die zijn gericht tegen de afwijzing van een verzoek om overplaatsing naar een andere gevangenis met hetzelfde regime (een zogenaamde horizontale overplaatsing). Hoewel de Minister horizontale overplaatsingen niet heeft benoemd in zijn brief aan de Tweede Kamer, vindt de beroepscommissie het begrijpelijk dat daar ook voorzichtig mee wordt omgegaan. Omdat bezoek tot 16 juni 2020 niet mogelijk was, was het voor gedetineerden bovendien niet of nauwelijks van belang om overgeplaatst te worden.
Nu bezoek weer mogelijk is, is een afwijzing alleen op grond van de coronamaatregelen echter onvoldoende gemotiveerd. Dat leidde er in sommige gevallen toe dat het beroep gegrond is verklaard. Dan moet er een nieuwe beslissing worden genomen. In andere gevallen ziet de beroepscommissie in het dossier als geheel onvoldoende aanleiding om de gedetineerde over te plaatsen. In die gevallen is het beroep ongegrond verklaard.
De beroepscommissie heeft ook enkele beroepen gegrond verklaard die waren gericht tegen de afwijzing van een verzoek tot overplaatsing dat nog vóór de coronacrisis was gedaan, omdat zij die beslissing onredelijk vond. Zij zag dan ook aanleiding om de gedetineerde een financiële tegemoetkoming toe te kennen. Die tegemoetkoming wordt per maand berekend. In deze gevallen heeft de beroepscommissie de maanden waarin bezoek niet mogelijk was, niet meegenomen bij de berekening.
Sluiting van ZBBI’s
De beroepscommissie heeft tot nu toe alle beroepen ongegrond verklaard die waren gericht tegen de afwijzing van een verzoek om in een ZBBI te worden geplaatst, hoewel zij begrijpt dat de maatregelen voor de betreffende gedetineerden vergaande en onbevredigende gevolgen hebben. De beroepscommissie vond het ook niet onredelijk dat gedetineerden niet alvast op een wachtlijst werden geplaatst, omdat de situatie tegen de tijd dat plaatsing weer mogelijk was, alweer anders zou kunnen zijn.
Gedetineerden moesten dus een nieuw verzoek indienen, zodra plaatsing in een ZBBI weer mogelijk zou zijn (3 augustus 2020, zoals inmiddels bekend is). Normaal kan een gedetineerde pas na zes maanden een nieuw verzoek indienen5, maar de beroepscommissie gaat ervan uit dat die termijn in deze gevallen achterwege wordt gelaten.
Het was gedurende de gehele coronaperiode wel mogelijk voor een bepaalde groep gedetineerden om deel te nemen aan een penitentiair programma, waarbij de gedetineerde met een enkelband naar huis mag. Sommige gedetineerden verzochten om daarvoor eerder in aanmerking te komen, omdat plaatsing in een ZBBI niet mogelijk was. De beroepscommissie oordeelde echter dat de geldende wet- en regelgeving dat niet mogelijk maakt.
Eén gedetineerde kwam op medische gronden in aanmerking voor strafonderbreking, zolang hij niet in een ZBBI kon worden geplaatst. De medisch adviseur van de DJI vond in die zaak detentieonderbreking noodzakelijk. Strafonderbreking is echter niet bedoeld om plaatsing in een ZBBI te vervangen.
Zelfmelders
De beroepscommissie heeft één beroep gehad van een zelfmelder, die zeker wilde weten dat hij zich zo snel mogelijk zou mogen melden (op 1 september 2020). Dit was voor hem van belang, omdat hij de nodige voorbereidingen op zijn detentie had getroffen. De beroepscommissie oordeelde dat er ook bezwaar kan worden ingesteld tegen de beslissing om een meldoproep op te schorten. Omdat de zelfmeldprocedure nog in de opstartfase was, vond de beroepscommissie het echter niet onredelijk dat de zelfmelder (nog) niet de garantie werd geboden dat hij zich op 1 september 2020 zou mogen melden.
Verwijzingen
1 Inrichtingen waar (sommige) gedetineerden aan het einde van hun detentie verblijven. Tijdens dat verblijf verlaten zij regelmatig, ten minste elk weekend, de inrichting.
2 Zelfmelders zijn veroordeelden die in vrijheid zijn op het moment dat ze onherroepelijk worden veroordeeld en bij wie er geen reden is om hen aan te houden. Zij krijgen een brief thuis met de datum waarop zij zich in de gevangenis moeten melden.
3 Artikel 21 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting
4 Artikel 24 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting
5 Artikel 18, vierde lid, van de Penitentiaire beginselenwet