'Jeugdstrafrecht, tenzij' bij jongvolwassen daders
Meer jongvolwassenen zouden in aanmerking moeten komen voor de sancties en voorzieningen uit het jeugdstrafrecht. Daarom adviseert de RSJ het uitgangspunt 'volwassenstrafrecht, tenzij’ om te draaien naar ‘jeugdstrafrecht, tenzij'.
Dat staat in het Advies adolescentenstrafrecht dat de RSJ op eigen initiatief heeft uitgebracht aan de demissionair minister voor Rechtsbescherming.
De uitkomsten van de eerder dit jaar verschenen evaluatie van het adolescentenstrafrecht en de brief van de minister aan de Tweede Kamer over de voortgang van de aanpak van de jeugdcriminaliteit van 23 juni 2021 vormen de aanleiding voor het uitbrengen van dit advies. Op grond van het adolescentenstrafrecht kan de rechter er voor kiezen het jeugdstrafrecht toe te passen op jongvolwassen daders van 18 tot en met 22 jaar. Het jeugdstrafrecht biedt de mogelijkheid met maatwerk aan te sluiten bij de ontwikkelingsfase en problematiek van jongvolwassenen.
Strafmaxima 16- tot 23-jarigen
In het advies gaat de RSJ ook in op de strafmaxima voor minderjarigen en jongvolwassenen. De RSJ is geen voorstander van een verhoging van deze strafmaxima.
In het jeugdstrafrecht is de pedagogische doelstelling het uitgangspunt. De praktijk wijst uit dat de sancties van het jeugdstrafrecht, zoals detentie en de zogenoemde PIJ-maatregel (een behandelmaatregel), voldoen. Bij zeer ernstige delicten kan bij jongvolwassenen het volwassenenstrafrecht toegepast worden. Op grond van het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind geldt voor minderjarigen dat vrijheidsbeneming een laatste redmiddel dient te zijn en slechts voor de kortst mogelijk passende periode mag worden toegepast.
De RSJ adviseert daarom de huidige strafmaxima in het jeugdstrafrecht te handhaven. Ook zouden minderjarigen altijd volgens het jeugdstrafrecht moeten worden berecht, op grond van het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind.
Lees het hele Advies Adolescentenstrafrecht.