Mondkapjesplicht in de PI: gerechtvaardigde inbreuk op grondrecht
De beroepscommissie van de RSJ heeft een gedetineerde die heeft geklaagd over een afgekondigde mondkapjesplicht in de PI Almelo, in het ongelijk gesteld. De mondkapjesplicht is niet in strijd met hogere wet- of regelgeving.
Volgens de wet kan daarover niet bij de beklagcommissie worden geklaagd. De beklagcommissie heeft de klacht daarom terecht niet inhoudelijk behandeld.
Inbreuk op grondrechten
De gedetineerde vindt dat de mondkapjesplicht een inbreuk vormt op zijn grondrechten. De wet zou voor zo’n inbreuk geen ruimte bieden, ook omdat de maatregel in tijd onbeperkt is.
De beroepscommissie oordeelt dat een inbreuk op een grondrecht – het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer in dit geval – is gerechtvaardigd als deze een wettelijke grondslag heeft, een legitiem doel dient en noodzakelijk is. Aan deze voorwaarden is voldaan.
Mondkapjesplicht dient legitiem doel
Artikel 5, derde lid, van de Penitentiaire beginselenwet geeft de directeur van de inrichting de bevoegdheid om gedetineerden bevelen te geven die noodzakelijk zijn voor de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting of een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming.
Op grond van deze regel kan de directeur gedetineerden verplichten tot het dragen van mondkapjes. Een mondkapjesplicht dient een legitiem doel, namelijk het beperken van het risico op besmettingen met het coronavirus.
Een mondkapjesplicht is noodzakelijk omdat afstand houden in de PI onmogelijk is zonder dat activiteiten voor gedetineerden komen te vervallen. De verplichting vervalt zodra het houden van afstand niet langer nodig is.
Lees de hele uitspraak: RSJ 17 januari 2022, 21/20549/GA