Beroepscommissie verklaart beroepen tegen belverboden, maatregelen i.v.m. toezicht en over detentieomstandigheden ongegrond
De directeur van de PI Vught heeft aan een gedetineerde een belverbod met zijn moeder en zus, een belverbod met personen in het buitenland en maatregelen ten behoeve van toezicht op bellen en bezoek opgelegd. Ook heeft de directeur beslist om niet te erkennen dat de detentieomstandigheden van de gedetineerde in strijd waren met internationale gevangenisnormen. De gedetineerde heeft hiertegen beklag ingesteld.
De beklagcommissie bij de PI Vught heeft een deel van de beklagen (op formele gronden) gegrond verklaard en een deel van de beklagen ongegrond verklaard. De gedetineerde en de directeur zijn tegen deze uitspraken in beroep gegaan bij de beroepscommissie van de RSJ.
De beroepscommissie heeft de beroepen van de gedetineerde ongegrond verklaard en het beroep van de directeur gegrond verklaard.
Belverbod met moeder en zus
De directeur van de PI Vught heeft op 27 mei 2022 beslist tot het weigeren van telefoongesprekken van de gedetineerde met zijn moeder en zus voor drie maanden. Deze beslissing was gebaseerd op een rapport van het Gedetineerden Recherche Informatiepunt (GRIP). Daarin staat dat de gedetineerde een telefoongesprek heeft gevoerd met zijn moeder, terwijl zijn zus in dezelfde ruimte belde met haar zoon (de neef van de gedetineerde). De gedetineerde betwist dat er direct contact heeft plaatsgevonden met zijn neef. De beroepscommissie vindt het voldoende aannemelijk dat de gedetineerde via zijn moeder en zus in de gelegenheid is gesteld om contact te hebben met zijn neef. Hij wist dat zijn neef hem kon horen en heeft het gesprek toch voortgezet. De gedetineerde zit in de Extra Beveiligde Inrichting (EBI) en er wordt toezicht uitgeoefend op zijn contacten met de buitenwereld. Zijn neef is geen toegestaan contactpersoon.
De gedetineerde heeft verzocht om de audiobestanden van het telefoongesprek te mogen beluisteren en te laten vertalen om te kunnen aantonen dat het rapport van het GRIP onjuist is. De beroepscommissie heeft dit verzoek afgewezen, omdat er onvoldoende reden is om te twijfelen aan het rapport.
Nu de bestreden beslissing niet als onredelijk en onbillijk kan worden aangemerkt, is het beroep van de gedetineerde ongegrond verklaard.
Volledige uitspraak: RSJ 22/28901/GA, 8 mei 2023
Maatregelen ten behoeve van toezicht op bellen en bezoek
De directeur van de PI Vught heeft op 23 mei 2022 een aantal maatregelen ten behoeve van toezicht opgelegd:
- 48 uur van te voren duidelijk maken in welke taal hij een telefoongesprek wenst te voeren;
- Eén keer per week tien minuten in een andere taal dan Nederlands of Engels telefoneren;
- Een telefoongesprek met een contactpersoon in Nederland kan alleen plaatsvinden als diegene zich op een aangewezen locatie bevindt;
- Eén bezoeker tegelijk en maximaal drie bezoekers per bezoekuur.
De beklagcommissie had het beklag tegen twee van de maatregelen gegrond verklaard, vanwege de grondslag van de maatregelen. De beroepscommissie oordeelt dat de directeur op grond van de wet en huisregels van de EBI bevoegd was om de maatregelen op te leggen.
Uit een rapport van het GRIP zijn aanwijzingen naar voren gekomen dat de gedetineerde telefoon- en bezoekmomenten gebruikt om met zijn machtsstructuur te communiceren en ontsnappingspogingen vorm te geven. In het rapport staan voorbeelden van versluierde boodschappen, het gebruik van codetaal, het opzetten van conference calls, het opnemen van boodschappen, het wisselen van taal en het veroorzaken van ruis. De gedetineerde zit in de EBI en er wordt toezicht uitgeoefend op zijn contacten met de buitenwereld. De beroepscommissie concludeert dat de directeur de maatregelen heeft kunnen opleggen om effectief toezicht te kunnen houden op contacten van de gedetineerde met de buitenwereld.
De gedetineerde heeft verzocht om de audiobestanden van de contactmomenten in het GRIP-rapport te mogen beluisteren en te laten vertalen om te kunnen aantonen dat het rapport onjuist is. De beroepscommissie heeft dit verzoek afgewezen, omdat er onvoldoende reden is om te twijfelen aan het rapport.
Nu de bestreden maatregelen niet als onredelijk en onbillijk kunnen worden aangemerkt, is het beroep van de directeur gegrond verklaard en is het beroep van de gedetineerde ongegrond verklaard.
Volledige uitspraak: RSJ 22/28879/GA en 22/28904/GA, 8 mei 2023
Belverbod met personen in het buitenland
De directeur van de PI Vught heeft op 17 september 2022 beslist tot het weigeren van telefoongesprekken van de gedetineerde met personen in het buitenland voor drie maanden. De kinderen van de gedetineerde en zijn moeder wonen in het buitenland.
Uit een rapport van het GRIP zijn aanwijzingen naar voren gekomen dat er tijdens telefoongesprekken conference calls zijn georganiseerd en boodschappen zijn opgenomen. Daardoor kan de identiteit van gesprekdeelnemers niet worden vastgesteld. De gedetineerde zit in de EBI en er wordt toezicht uitgeoefend op zijn contacten met de buitenwereld. Hij mag geen contact hebben met niet toegestane personen. In Nederland mag hij alleen bellen met personen die zich op een aangewezen locatie bevinden, zodat effectief toezicht kan worden gehouden. In het buitenland zijn deze voorzieningen er (nog) niet. De beroepscommissie oordeelt dat de directeur kon beslissen tot het weigeren van telefoongesprekken met personen in het buitenland.
De gedetineerde heeft verzocht om de audiobestanden van de contactmomenten in het GRIP-rapport te mogen beluisteren en te laten vertalen om te kunnen aantonen dat het rapport onjuist is. De beroepscommissie heeft dit verzoek afgewezen, omdat er onvoldoende reden is om te twijfelen aan het rapport.
Nu de bestreden beslissing niet als onredelijk en onbillijk kan worden aangemerkt, is het beroep van de gedetineerde ongegrond verklaard.
Volledige uitspraak: RSJ 23/31281/GA, 8 mei 2023
Detentieomstandigheden
De gedetineerde is van 12 oktober 2021 tot 15 december 2021 in de EBI benaderd door medewerkers van de Landelijke Bijzonder Bijstandseenheid (LBB) met bivakmutsen. De gedetineerde vindt dat de detentieomstandigheden in deze periode in strijd waren met internationale wet- en regelgeving. Volgens de gedetineerde waren de detentieomstandigheden inhumaan en vernederend, door onder andere het ontnemen van menselijk contact en de onprofessionele werkwijze van de LBB’ers. De gedetineerde heeft aan de directeur verzocht om te erkennen dat er sprake was van detentieomstandigheden die in strijd waren met internationale wet‑ en regelgeving en heeft verzocht om compensatie. De directeur heeft deze verzoeken afgewezen. Hiertegen heeft de gedetineerde beklag ingesteld.
De beklagcommissie bij de PI Vught heeft het beklag op formele gronden gegrond verklaard, omdat de directeur de beslissing tot het inzetten van personeel met bivakmutsen niet op schrift heeft gesteld. De beklagcommissie heeft een tegemoetkoming van €25,- toegekend. De gedetineerde heeft beroep ingesteld tegen de hoogte van de tegemoetkoming en tegen de (impliciet) inhoudelijke ongegrond verklaring van het beklag.
De beroepscommissie oordeelt dat er geen sprake was van onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. De gedetineerde had weliswaar geen contact met medegedetineerden en werd benaderd door personen met bivakmutsen, maar hij kon wel contact onderhouden met de buitenwereld. Zo mocht hij bijvoorbeeld post versturen en ontvangen, dertig minuten per week bellen en elke week een uur bezoek ontvangen. Er was geen sprake van een totale sociale isolatie en er waren adequate mogelijkheden tot betekenisvol menselijk contact.
Nu de bestreden beslissing inhoudelijk gezien niet als onredelijk en onbillijk kan worden aangemerkt, is het beroep van de gedetineerde ongegrond verklaard.
Volledige uitspraak: RSJ 22/27654/GA, 8 mei 2023