RSJ adviseert over Wetsvoorstel versterking rechtsbescherming in de jeugdbescherming
Op 19 december 2024 is de Wet versterking rechtsbescherming in de jeugdbescherming in consultatie gegaan. De Afdeling advisering van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) is gevraagd over dit conceptwetsvoorstel te adviseren.
Het conceptwetsvoorstel heeft als doel de rechtsbescherming voor ouders én kinderen die te maken hebben met een kinderbeschermingsmaatregel te versterken. De RSJ is verheugd dat met de voorgestelde wetswijzigingen de rechtspositie van kinderen en ouders die te maken hebben met een kinderbeschermingsmaatregel op belangrijke punten versterkt wordt. Met dit wetsvoorstel wordt onder andere het perspectiefbesluit vastgelegd in de wet en wordt de eis opgenomen dat dit besluit getoetst wordt door de kinderrechter. Hiermee wordt het advies Het perspectiefbesluit in de jeugdbescherming van de RSJ opgevolgd.
Heroverweeg introductie van uithuisplaatsing voor onbepaalde tijd
De RSJ is echter van mening dat het belang en de stem van het kind niet in alle voorgestelde wijzigingen voldoende gewaarborgd worden. De RSJ begrijpt dat het van belang is voor de kinderrechter om maatwerk te kunnen toepassen in de jeugdbescherming en de vrijheid te hebben zoveel mogelijk in het belang van het kind te kunnen beslissen. De RSJ is juist vanwege dat belang van het kind geen voorstander van het voorstel om een ondertoezichtstelling met een machtiging uithuisplaatsing voor onbepaalde tijd, zonder tussentijdse rechterlijke toetsing, in te voeren. De RSJ ontraadt dan ook om deze nieuwe maatregel in te voeren.
De RSJ begrijpt de wens van de wetgever om een ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing voor langer dan één jaar mogelijk te maken, wanneer het opvoedperspectief niet meer thuis ligt maar niet aan alle voorwaarden voor de gezagsbeëindigende maatregel is voldaan. In dat geval stelt de RSJ een tweejaarlijkse rechterlijke toets als randvoorwaarde. De vraag die op het moment van toetsen centraal moet staan, is of de situatie nog in het belang van het kind is of dat inmiddels toch aan de vereisten voor gezagsbeëindiging is voldaan.
Rechtspositie van het kind
De RSJ is voorstander van de voorgestelde verlaging van de leeftijdsgrens van het hoorrecht van twaalf naar acht jaar in alle jeugd- en familiezaken die kinderen aangaan. De RSJ constateert echter dat in het conceptwetsvoorstel niet eenduidig gekozen is voor het toepassen van één minimumleeftijdsgrens voor het hoorrecht enerzijds en de formele en informele rechtsingang anderzijds. De RSJ is positief over het feit dat kinderen in meer gevallen gebruik kunnen maken van de formele en informele rechtsingang. Maar de RSJ is van mening dat de informele rechtsingang opengesteld moet worden voor kinderen vanaf acht jaar (in plaats van twaalf jaar), met bijstand van een bijzondere curator. De RSJ raadt daarnaast aan om een afwegingskader te ontwikkelen om te bepalen of een kind jonger dan acht jaar in staat is om gebruik te maken van de informele rechtsingang. De RSJ is tot slot van mening dat kinderen in het geval van een uithuisplaatsing en/of gezagsbeëindiging kosteloos bijgestaan moeten worden door een eigen gespecialiseerde advocaat.
Omgangsplan na uithuisplaatsing
De RSJ juicht het toe dat omgang tussen het kind en zijn of haar ouders een prominentere rol krijgt bij uithuisplaatsingen. De RSJ is van mening dat het omgangsplan opgesteld moet worden in alle situaties waarin een kind niet (meer) thuis woont, dus ook in het geval van een gezagsbeëindiging. De RSJ vindt het positief dat er een instrument wordt ontwikkeld om een omgangsplan op te stellen en raadt aan om dit instrument actief onder de aandacht te brengen bij de Gecertificeerde Instellingen (GI’s). De RSJ pleit ervoor om niet alleen in de wettekst op te nemen dat overeenstemming moet worden bereikt tussen de GI en de ouders, maar ook dat geen sprake mag zijn van bezwaar van het kind van acht jaar en ouder. Tot slot vindt de RSJ het van belang dat naast het contact van het kind met de ouders, het contact met broers en zussen in het omgangsplan wordt opgenomen. Ook moet de GI bij het opstellen van het omgangsplan maatwerk kunnen bieden, door het contact met belangrijke andere volwassenen, zoals grootouders, op te kunnen nemen in het omgangsplan.
Klik hieronder om naar de adviespagina te gaan.