Advies Jeugdige Delinquenten - Minder opsluiten, gerichter begeleiden
De RSJ vindt dat jeugddetentie alleen als uiterste middel moet worden toegepast. Ambulante behandeling verdient de voorkeur.
Download 'Advies Jeugdige Delinquenten - Minder opsluiten, gerichter begeleiden'
Download 'Reactie minister van Justitie op Advies Jeugdige Delinquenten - Minder opsluiten, gerichter begeleiden'
Jeugddelinquentie is een breed begrip. Het loopt uiteen van spijbelen tot aan ernstig delinquent gedrag. De achtergronden en de prognoses verschillen. Het voorspellen van toekomstig gedrag is erg moeilijk bij jongeren, die per definitie in ontwikkeling zijn. Bij deze doelgroep past daarom een gedifferentieerde, op het individu toegesneden aanpak die gericht is op het bieden van perspectief. Een aanpak die een eind maakt aan de problematiek en afglijden naar ernstige delinquentie voorkomt.
De RSJ is voorstander van interventies die zijn gericht op het wegnemen van de oorzaken van het delinquent gedrag. Vrijheidsbenemende sancties zijn volgens de RSJ pas als uiterste middel aan de orde. Ten eerste is te snel grijpen naar het zwaarste middel ondoelmatig. Ten tweede is het geven van een positieve, opvoedkundige invulling aan jeugddetentie bijzonder moeilijk te realiseren. Naar de mening van de RSJ worden er nog te veel jongeren in justitiële jeugdinrichtingen opgesloten. Vrijheidsbenemende straffen en maatregelen zouden daarom voorbehouden moeten blijven aan de (kleine) groep jongeren die zodanig ernstige delicten pleegt, al dan niet veroorzaakt door een psychiatrische stoornis, dat de maatschappij tegen hun aanwezigheid moet worden beveiligd. Voor de overige jeugddelinquenten bij wie een volledig ambulante aanpak niet volstaat, past een korte intramurale fase, die enkel dient voor het inventariseren van risico’s en behoeften en het afstemmen van de behandeling, gevolgd door extramurale executie.
Het terugdringen van de jeugddetentie is alleen haalbaar als er voldoende ambulante/extramurale interventies beschikbaar zijn die het gedrag aantoonbaar effectief beïnvloeden. Dit zijn interventies die een ‘tweede kans’ bieden op opvoeding, opleiding en een groei naar een zelfstandig maatschappelijk bestaan. Met het invoeren van de gedragsbeïnvloedende maatregel is al een stap in de goede richting gezet. De RSJ doet in dit advies aanbevelingen om het toepassen van extramurale sancties te bevorderen. De ‘What Works’- criteria zijn volgens de RSJ in dit verband leidraad voor een effectieve invulling van de sancties.
De RSJ stelt voor de Halt-afdoening te beperken tot een zuivere herstelinterventie. Daarnaast gaat de RSJ in op de campuspilots voor strafrechtelijk geplaatste jongeren. Deze ’campussen’ voldoen niet volledig aan de criteria die de Erkenningscommissie Gedragsinterventies hanteert. De problematiek waarmee strafrechtelijk geplaatste jongeren te maken hebben kan alleen met een individuele, multimodale en intensieve interventie worden aangepakt. De RSJ pleit daarom voor het landelijk invoeren van kleinschalige, extramurale projecten die gebaseerd zijn op het principe van individuele trajectbegeleiding, zoals het project Crossroads in Tilburg.
Ook in de nazorg voor ex-gedetineerde jongeren past meer individuele trajectbegeleiding, aangezien deze vorm van proactieve en persoonlijke hulpverlening het best aansluit bij de leefwereld van de jongere en zijn problematiek.