Advies Tbs uit het gevangeniswezen
In 2009 bezocht de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) vier tbs-afdelingen in het gevangeniswezen. De afdelingen zijn bezocht om te zien hoe de tbs-plaatsen in het gevangeniswezen na enkele jaren in de praktijk vorm hebben gekregen. De RSJ concludeert dat de behandeling van tbs-patiënten in het gevangeniswezen van een lager niveau is dan de behandeling in een tbs-kliniek. Ook brengt de behandeling in een gevangenis specifieke nadelen met zich mee. De RSJ vindt daarom dat de staatssecretaris van Justitie de tbs-afdelingen in het gevangeniswezen moet sluiten.
Download 'Advies Tbs uit het gevangeniswezen'
Download 'Reactie staatssecretaris van Justitie op Advies Tbs uit het gevangeniswezen'
De tbs-capaciteit in het gevangeniswezen is gecreëerd als een noodmaatregel om het hoofd te bieden aan de capaciteitsproblematiek in de tbs-sector. Onder de aanname dat de tbs-plaatsen in het gevangeniswezen slechts als tijdelijk noodcapaciteit zouden worden gebruikt, heeft de RSJ in 2006 positief geadviseerd over deze uitbreiding.
Sinds 2006 tekent zich echter een duidelijke ontwikkeling af. De grootste afdelingen hebben een redelijk zelfstandige positie ten opzichte van de penitentiaire inrichtingen ontwikkeld en bieden een therapeutisch klimaat en behandelaanbod dat niet veel onder doet voor een forensisch psychiatrisch centrum. De kleinere afdelingen beschikken echter niet over volwaardige behandelteams op locatie, waardoor het niveau van zorg niet toereikend is. Bovendien zijn de kleinere afdelingen voor allerlei faciliteiten en organisatorische aspecten sterk afhankelijk van de penitentiaire inrichting die hen huisvest. Hierdoor blijven ook het therapeutisch klimaat en het aanbod van activiteiten achter. De geconstateerde beperkingen gelden in meer of mindere mate voor alle fasen van de tbs-maatregel.
De belangrijkste conclusie van de RSJ is dat het tenuitvoerleggen van tbs in een penitentiaire inrichting geen meerwaarde heeft. De veronderstelde voordelen kunnen ook, maar waarschijnlijk zelfs beter in forensisch psychiatrische centra worden gerealiseerd. In dit licht worden de voordelen eerder ondanks dan dankzij de penitentiaire inrichting tot stand gebracht. Daarnaast blijkt dat kleinere eenheden problemen hebben met de doorstroming. Hierdoor vormen zij een vertragende schakel in een toch al moeizame keten.
Vanwege de uiteenlopende nadelen stelt de RSJ voor de kleinere afdelingen, met minder dan 40 plaatsen, zo snel als mogelijk te sluiten. De grotere afdelingen kunnen blijven bestaan, mits aan verdere verbetering en onafhankelijkheid ten opzichte van de penitentiaire inrichtingen wordt gewerkt. Samenwerking met andere zorgaanbieders kan bij de verdere ontwikkeling van betekenis zijn. Echter, als verdere afbouw van tbs-capaciteit nodig blijkt, dient toch als eerste de keuze op de grotere afdelingen in het gevangeniswezen te vallen. Eventuele uitbreiding van de tbs-capaciteit in de toekomst dient alleen nog plaats te vinden in forensisch psychiatrische centra of in ggz-instellingen.
De afdelingen in het gevangeniswezen worden ondermeer ingezet om patiënten bij wie de behandeling is vastgelopen te motiveren voor de behandeling. De RSJ heeft twijfels over deze functie. Het motiveren van patiënten is een therapeutische vaardigheid, die niet afhankelijk zou moeten zijn van drang door achteruitgang in accommodatie of vrijheden. Als een patiënt zijn motivatie voor de behandeling verliest, dient hij door middel van een daarop toegespitste zorginterventie te kiezen voor behandeling.