Advies langdurig toezicht
De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (hierna: de Raad) gevraagd te adviseren over het conceptwetsvoorstel langdurig toezicht, gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking. De voorgestelde wijzigingen in het Wetboek van Strafrecht betreffen a) aanpassingen van de proeftijden bij de voorwaardelijke invrijheidstelling (wijziging artikel 15c), b) het schrappen van de maximale duur van de voorwaardelijke beëindiging van de tbs met dwangverpleging (wijziging artikel 38j) en c) de introductie van een nieuwe gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel voor zedendelinquenten uit detentie en ter beschikking gestelden (artikel 38z nieuw). Deze maatregel kan in beginsel levenslang duren.
a. Verlenging proeftijden voorwaardelijke invrijheidstelling
De Raad onderschrijft het uitgangspunt in de memorie van toelichting, namelijk dat de terugkeer van zedendelinquenten geleidelijk, zorgvuldig en onder voorwaarden dient plaats te vinden. Hij kan zich daarom vinden in de voorstellen om de proeftijden van de voorwaardelijke invrijheidstelling te verlengen.
b. Schrappen maximale duur voorwaardelijke beëindiging tbs met dwangverpleging
De Raad acht de noodzaak van het schrappen van de maximumduur van de voorwaardelijke beëindiging van de tbs met dwangverpleging vooralsnog niet aangetoond. De effecten van recent genomen maatregelen zijn nog niet zichtbaar. De Raad beveelt aan eerst de in 2008 ingevoerde verlenging van de voorwaardelijke beëindiging van de tbs met dwangverpleging van drie naar negen jaar te evalueren, alvorens het schrappen van de maximumtermijn te overwegen. De Raad wijst verder op WODC-onderzoek waarin wordt gesteld dat de langetermijn-recidive van recente uitstroomcohorten op een veel lager niveau uitkomt dan de terbeschikkinggestelden die uitstroomden in jaren ’80 en begin jaren ’90 (maar die wel zijn verdisconteerd bij de in de memorie van toelichting gepresenteerde cijfers).
c. Introductie nieuwe sanctiemodaliteit: gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel
Met betrekking tot de voorgestelde gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel concludeert de Raad dat de maatregel aansluitend op de definitieve beëindiging van een tbs-maatregel niet vereist is, gelet op de huidige mogelijkheden. De Raad concludeert dat de noodzaak van deze voorgestelde maatregel na een gevangenisstraf vooralsnog onvoldoende onderbouwd en prematuur is, gelet op de recente aanpassingen in de toezichtmogelijkheden op het terrein van het gevangeniswezen. De Raad adviseert de ontwikkelingen en resultaten van de recente verruiming van de toezichtmogelijkheden binnen het gevangeniswezen af te wachten voordat wordt overwogen een nieuwe, vergaande en ingrijpende maatregel na een straf in te voeren. De Raad beveelt daarnaast aan nader te onderbouwen of de voorgestelde maatregel en de toepassing ervan in de praktijk wel steeds de toets aan het EVRM zullen kunnen doorstaan. Tot slot geeft de Raad in overweging om nader te onderzoeken of een verruiming van de mogelijkheid tot oplegging van een deels voorwaardelijke straf tot de opties behoort (artikel 14a Sr).