Advies Uitvoeringsbesluit jeugdwet
De RSJ kan zich in het algemeen vinden in de inhoud van het ontwerp Uitvoeringsbesluit Jeugdwet (hierna: Uitvoeringsbesluit). Wel mist hij waarborgen in het onderhavige Uitvoeringsbesluit die een uniform hulpaanbod van specialistische hulp van goede kwaliteit in alle
regio’s garanderen.
Gedacht kan daarbij worden aan residentiële hulp, specialistische hulp voor jongeren met psychische klachten of stoornissen, hulp voor jongeren met een verstandelijke beperking en gesloten jeugdzorg. De RSJ beveelt aan deze waarborgen alsnog in het Uitvoeringsbesluit op te nemen.
Ook vindt de RSJ in dit Uitvoeringsbesluit geen bepaling terug die (de taken van) een aantal bestaande voorzieningen vastlegt die zo schaars en kostbaar zijn dat zij landelijk dienen te worden vormgegeven. Dit zijn onder meer het huidige Leger des Heils, het Joods Maatschappelijk Werk (JMW) en de William Schrikkerstichting. De RSJ dringt erop aan de grondslag die hiervoor in het wetsvoorstel Jeugdwet is opgenomen nader uit te werken in het Uitvoeringsbesluit, dan wel hierin door middel van een andere algemene maatregel van bestuur te voorzien.
Artikelsgewijze opmerkingen
De RSJ maakt voorts een aantal artikelsgewijze opmerkingen in dit advies, zoals over de minderjarige onrechtmatige vreemdeling, de vereisten voor een certificerende instelling en gebruikte terminologie.
In artikel 1.2 wordt voor onrechtmatig in Nederland verblijvende minderjarige vreemdelingen niet uitgegaan van hun zorgbehoefte en de RSJ wijst erop dat dit in strijd is met het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind. De RSJ stelt daarom voor lid 2 van dit artikel te laten vervallen.
De RSJ vindt de vereisten waaraan een certificerende instelling dient te voldoen in artikel 3.1.1.d onvoldoende uitgewerkt en hij acht het noodzakelijk dat de fundamentele vereisten voor een dergelijke instelling alsnog bij algemene maatregel van bestuur nader worden ingevuld, zodat duidelijk is wat hieronder wordt verstaan.
Tenslotte merkt de RSJ nog op dat de termen ‘minderjarige’ en ‘jeugdige’ in hoofdstuk 4 door elkaar worden gebruikt en dat er geen leeftijdscriteria bij zijn aangegeven. De RSJ beveelt aan in de toelichting te verduidelijken wanneer deze begrippen worden gehanteerd en welke leeftijdscategorieën er onder vallen. Voor de overige opmerkingen wordt verwezen naar het advies.