Advies tweede nota van wijziging Wet verplichte ggz

De tweede nota van wijziging Wet verplichte ggz (hierna: nota van wijziging) beoogt niet alleen het conceptwetsvoorstel voor de Wet verplichte ggz (Wvggz) te wijzigen, maar brengt – met het oog op een betere aansluiting tussen de drie wetten – ook substantiële wijzigingen aan in de conceptwetsvoorstellen Wet forensische zorg (Wfz) en Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (Wzd).

Het is volgens de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) een goede zaak dat met deze nota van wijziging de Wvggz en de Wzd nader tot elkaar worden gebracht en dat de afstemming met de Wfz wordt verbeterd. De doelstelling hiervan, het bevorderen van de doorstroming van forensische patiënten in de ggz, onderschrijft de RSJ van harte.

Doelstellingen
In het advies wordt aandacht gevraagd voor de algemene randvoorwaarden voor de uitvoering van de drie wetsvoorstellen gedwongen zorg (Wvggz, Wfz, Wzd). Voor het bereiken van de doelstellingen van deze wetsvoorstellen zijn behalve heldere regelgeving, ook voldoende capaciteit, financiële middelen en een zorgvuldige implementatie(termijn) van belang.

Het advies richt zich vervolgens, vanwege het domein waar de RSJ over adviseert, met name op de afstemming tussen de Wvggz en de Wfz. Ten aanzien van de uitgangspunten die de RSJ hanteert bij de beoordeling van de nota van wijziging, wordt het volgende geconcludeerd:

  • de zorgcontinuïteit tussen de forensische zorg en de reguliere geestelijke gezondheidszorg wordt nog onvoldoende gewaarborgd en bevorderd
    De RSJ constateert dat door de harmonisatieslag en het aanpassen van schakelbepaling 2.3 Wfz de zorgcontinuïteit wordt verbeterd. Het feit dat de strafrechter indien nodig een zorgmachtiging kan opleggen, komt naar verwachting een snelle(re) plaatsing in de zorg ten goede. Omdat de regelgeving naar zijn aard erg complex is, dit veel vraagt in de uitvoeringspraktijk en nog tal van onduidelijkheden bevat, acht de RSJ de zorgcontinuïteit echter nog onvoldoende gewaarborgd.
  • de rechtspositie van forensische patiënten die onder de Wvggz (en Wzd) vallen is nog onvoldoende duidelijk geregeld
    De in de nota van wijziging geregelde rechterlijke toetsing komt in het algemeen de rechtsbescherming ten goede. Met betrekking tot de interne rechtspositie van forensische patiënten in de ggz is door het creëren van nieuwe categorieën nog te veel onduidelijk. Wanneer verschillen in rechtspositie niet kunnen worden weggenomen (zoals soms het geval zal zijn), dan is met name van belang dat er volstrekte helderheid bestaat over welke interne rechtspositie waarom en wanneer voor wie geldt. De RSJ vraagt daarnaast aandacht voor goede regelgeving rond de (medische) informatieopslag bij het OM en rond de ontsluiting en uitwisseling van deze gegevens.
  • de gelijkwaardigheid van zorg voor justitiabelen en zorg voor personen in de reguliere gezondheidszorg (equivalentiebeginsel) is nog niet te beoordelen
    Het wetsvoorstel Wvggz regelt alleen mogelijkheden en randvoorwaarden van de verplichte zorg. Het is niet mogelijk op basis van deze nota van wijziging vast te stellen of de gemaakte uitzonderingen voor personen in het justitieel kader te verantwoorden zijn, omdat nog niet helder is voor welke titels in welke situatie welke procedure met welke waarborgen en met welke achtergrond gelden.
  • de inhoudelijke zorgvraag is leidend, met inachtneming van de waarborgen voor maatschappelijke veiligheid. Evenwicht justitie / zorg is een aandachtspunt.
  • Er komen meer mogelijkheden voor forensische patiënten om in de ggz behandeld te worden en het plaatsen van ggz-patiënten in een fpc wordt wettelijk geregeld. Tegelijkertijd roept de rol van de minister (het verlenen van toestemming) vragen op wanneer er geen justitiële titel (meer) is. Gezien de substantiële rol van de minister (bij ontslag, verlofverlening en overplaatsing) en de toegenomen rol van het OM, dient het evenwicht met zorginstanties (o.a. geneesheer-directeur) bewaakt te worden via goede samenwerkingsafspraken en geschillenregelingen.

De nota van wijziging verheldert en verbetert het wetsvoorstel op punten. Desondanks is naar de mening van de RSJ nog onvoldoende sprake van goede, samenhangende en inzichtelijke wetgeving, die in de praktijk eenduidig toepasbaar is. Hoewel het wetgevingstraject al enige jaren loopt, is het zaak de verplichte zorg écht goed te regelen en niet door tijdsdruk onduidelijkheid en (onnodige) complexiteit te laten bestaan. De RSJ hecht aan volstrekte helderheid over wie waarvoor verantwoordelijkheid draagt en benadrukt dat er voldoende tijd en capaciteit nodig is voor de implementatie van de voorgestelde veranderingen. Haast is hier een slechte raadgever.