Advies inzake voornemens tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf
Advies inzake voornemens tot wijziging van de tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf
Op 2 juni 2016 stuurde de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie een brief aan de Tweede Kamer met daarin een aantal voor¬stellen voor wijziging van de tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf. De Afdeling advisering van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) heeft hier ongevraagd advies over uitgebracht.
Nederlandse rechters hebben de levenslange gevangenisstraf al enkele malen niet willen opleggen omdat zij oordeelden dat de wijze van tenuitvoerlegging in ons land – als gevolg van enkele uitspraken van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) - strijdig is met Europese regels. Staatssecretaris Dijkhoff van Veiligheid en Justitie wil echter dat de levenslange gevangenisstraf in de toekomst opgelegd kan blijven worden. Met het oog daarop stelt hij enkele beleidswijzigingen voor. Volgens de voorstellen van de staatssecretaris kunnen tot levenslange gevangenisstraf veroordeelden in aanmerking komen voor activiteiten die zijn gericht op re-integratie in de samenleving. Maar of zij feitelijk met deze activiteiten mogen beginnen, wordt vooraf getoetst door een adviescollege. Die toets vindt voor het eerst 25 jaar na aanvang van de detentie plaats. Met de voorgestelde wijzigingen beoogt de staatssecretaris te voldoen aan de eisen die het Europese Hof stelt aan de inrichting van de tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf.
Volgens het EHRM is sprake van schending van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) als ieder perspectief op mogelijke invrijheidsstelling ontbreekt. Dit verdragsartikel impliceert dat de voort¬zetting van de straf na verloop van tijd periodiek getoetst moet worden en de gedetineerde tijdens detentie een perspectief op (eventuele) vrijlating en de mogelijkheid tot rehabilitatie moet worden geboden (zie bijvoorbeeld de uitspraken van het Europese Hof in de zaak Murray vs. The Netherlands en de zaak Vinter vs. The United Kingdom).
Naar het oordeel van de afdeling Advisering van de RSJ voldoet de tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf in Nederland ook na implementatie van de voorgenomen beleidswijzigingen echter niet aan de eisen die het EHRM daaraan stelt. De toets die het Europese Hof bedoelt, gaat namelijk om de vraag of het zinnig is de opgelegde straf voort te zetten, gezien tegen de achtergrond van de ontwikkelingen die de gedetineerde in de loop der jaren heeft doorgemaakt (denk aan psychische gezondheid, risico op herhaling). De toets die de staatssecretaris beoogt, gaat over de vraag óf een levenslanggestrafte een begin mag maken met re-integratieactiviteiten. Dat is een wezenlijk verschil, aldus de afdeling Advisering van de RSJ. Verder moeten re-integratieactiviteiten volgens het Europese Hof vanaf het begin van de straf plaats vinden. In de plannen van de staatssecretaris daarentegen, worden tot het moment van toetsing - na 25 jaar - geen re-integratie-activiteiten aangeboden.
Conclusies en aanbeveling
De tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf in Nederland voldoet, ook na implementatie van de voorgenomen beleidswijzigingen, niet aan de eisen die het Europese Hof daaraan stelt.
Met de voorgestelde beleidswijzigingen zal de staatssecretaris er naar het oordeel van de afdeling Advisering van de RSJ niet in slagen zijn eigen doelstellingen, het handhaven van de levenslange gevangenisstraf in het sanctiestelsel, te realiseren.
De afdeling Advisering van de RSJ beveelt de staatssecretaris aan om de tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf in Nederland zo spoedig mogelijk in overeenstemming te brengen met de eisen die het Europese Hof voor de Rechten van de Mens hieraan stelt.