Advies Intensieve vrijwillige hulp
In de praktijk van de jeugdzorg heerst veel onduidelijkheid over drang. Jeugdigen en ouders zitten met vragen als: wanneer is jeugdzorg vrijwillig en wanneer niet? Jeugdprofessionals vragen zich af wat ‘kan en mag’ in wat intussen het ‘drangkader’ is gaan heten. En advocaten en rechtswetenschappers uiten zorgen over de rechtspositie van jeugdigen en ouders bij de inzet van drang.
De discussie over drang binnen de jeugdzorg is niet nieuw. Maar de introductie van het onderwerp in parlementaire stukken en gemeentebeleid heeft de discussie wel een extra impuls gegeven. Wat de zaak complexer maakt, is dat niet altijd duidelijk is wat er precies onder drang moet worden verstaan.
In dit advies stellen de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) en de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (RVS) twee vragen: wat moeten we verstaan onder drang in de jeugdzorg? En mag drang vanuit juridisch en ethisch oogpunt wel worden ingezet?
De RSJ en RVS doen aanbevelingen om een juridisch gerechtvaardigde en ethisch verantwoorde jeugdzorgpraktijk te realiseren. Ze willen hiermee de kwetsbare positie van jeugdigen en gezinnen verbeteren én jeugdprofessionals ondersteunen, die onder vaak zware omstandigheden moeten werken. Het advies richt zich tot de minister voor Rechtsbescherming en de minister van VWS.
Verschillende perspectieven
Over drang wordt heel verschillend gedacht. Jeugdigen en ouders zien drang al snel als dwang: hulp die wordt opgelegd, waarbij ze geen keuze of eigen inbreng meer hebben. Jeugdprofessionals hebben negatieve associaties bij het woord. Zij willen dat hulp aan ouders en jeugdigen in de jeugdzorg vrijwillig blijft, ook als de hulp intensiever wordt. Vanuit het perspectief van de wetgever en beleidsmakers is drang een manier om gedwongen jeugdbescherming te voorkomen. Dit beleid plaatst drang tussen vrijwillige en gedwongen hulp in. Hierdoor wordt de grens tussen vrijwillige hulp en gedwongen hulp (jeugdbescherming) vaag. Sommige gemeenten zien ‘drang’ of ‘preventieve jeugdbescherming’ als een product dat ingekocht kan worden; daardoor wordt het een op zichzelf staande interventie of type hulp.
Knelpunt: grens tussen vrijwillige hulp en jeugdbescherming niet meer helder
De RSJ en RVS constateren dat ‘drang’ en ‘preventieve jeugdbescherming’ soms feitelijk het karakter van dwang krijgen, terwijl het om hulp in het vrijwillig kader gaat. Dit is onwenselijk. Er moet een scherp onderscheid worden gemaakt tussen vrijwillige hulp en jeugdbescherming, zonder vormen er ‘tussenin’. Het moet voor jeugdigen en ouders glashelder zijn welke soort hulp – vrijwillig of gedwongen – aan hen wordt verleend.
Advies: intensieve vrijwillige hulp
De RSJ en de RVS nemen positie in ten aanzien van de vraag wat onder drang moet worden verstaan. Zij stellen voor de term drang, en andere verhullende en verwarrende terminologie (zoals ‘preventieve jeugdbescherming’), niet meer te gebruiken en in het vervolg te spreken van intensieve vrijwillige hulp. Hieronder verstaan de Raden het volgende: een proces van hulp en zorg verlenen in het vrijwillige kader van de jeugdzorg, waarbij de jeugdprofessional gradueel meer invloed uitoefent, meer verantwoordelijkheid neemt en daarmee steeds intensiever hulp en zorg verleent én tegelijkertijd de vrijwilligheid van de hulp garandeert.
In het jeugdzorgstelsel moet specialistische kennis en kunde voor het verlenen van intensieve vrijwillige hulp in het vrijwillig kader worden opgebouwd en beschikbaar zijn. Dit moet een duidelijk afgebakend kader zijn, waarbij juridische grenzen worden bewaakt en rechten van ouders en jeugdigen zijn gewaarborgd. Om intensieve vrijwillige hulp op een ethische manier te verlenen, moeten professionals in elke situatie opnieuw verschillende rechten, plichten en normen en waarden afwegen. Er zijn omstandigheden die het bemoeilijken om juridisch gerechtvaardigde en ethisch verantwoorde hulp te bieden. Daarom zouden ook de in het advies genoemde randvoorwaarden gerealiseerd moeten worden.