Advies over enkele wijzigingen inzake de regelgeving omtrent de geestelijke verzorging in justitiële inrichtingen
Eind 2019 is de Afdeling advisering van de RSJ (hierna: de RSJ) in de gelegenheid gesteld om te adviseren over het ontwerp van het “Besluit tot wijziging van de Penitentiaire maatregel, het Reglement verpleging ter beschikking gestelden en het Reglement justitiële jeugdinrichtingen in verband met de geestelijke verzorging en de instelling van een commissie van toezicht en een beklagcommissie voor het vervoer”.
De reactie van de RSJ beperkt zich tot de bepalingen omtrent de geestelijke verzorging. Het besluit voorziet in een uitbreiding van de verschillende godsdiensten of levensovertuigingen die aan justitiële inrichtingen zijn verbonden. Daarmee zijn de volgende denominaties in de inrichtingen beschikbaar: boeddhistische, hindoeïstische, islamitische, joodse, protestantse en rooms-katholieke gezindten en het humanistisch verbond.
Het voorgelegde ontwerpbesluit voorziet daarnaast in de mogelijkheid dat een ‘externe geestelijk verzorger’ van een niet in het besluit genoemde denominatie toegang tot de inrichting krijgt. De RSJ heeft daar twee opmerkingen bij.
- De RSJ constateert dat in het besluit niets is vermeld over eventuele vergoedingen voor deze ‘externe geestelijk verzorgers’, terwijl dat bij de overige geestelijken wel het geval lijkt te zijn. De RSJ meent echter wel dat wanneer de directeur een ‘externe geestelijk verzorger’ van een niet in het besluit genoemde denominatie toegang verleent om zorg te bieden, het besluit moet vermelden dat de directeur hem daarvoor een passende financiële vergoeding moet geven.
- Over het al dan niet toelaten van zo’n ‘externe geestelijk verzorger’ beslist blijkens het besluit de directeur van de inrichting “na overleg met onze Minister”. De RSJ vraagt zich af of het niet meer voor de hand zou liggen wanneer de directeur hierover ook zou overleggen met de aan de inrichting verbonden geestelijk verzorgers?