Wijziging Verlofregeling TBS
De Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) is in beginsel positief over de afschaffing van de maatregel ‘één jaar geen verlof’ na ongeoorloofde afwezigheid tijdens een verlof of verdenking van een strafbaar feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten.
De afschaffing van deze generieke maatregel sluit aan bij aanbevelingen uit eerdere adviezen die de RSJ heeft uitgebracht, zoals het advies Langdurig in de tbs. Tegelijkertijd vreest de RSJ dat het wijzigingsvoorstel in de praktijk tot onvoldoende verandering zal leiden voor tbs-gestelden die van een strafbaar feit worden verdacht, waardoor hun verlofvergunning is ingetrokken. Op dit punt doet de RSJ een specifieke aanbeveling.
Stagnatie voorkomen
Voor tbs-gestelden die worden verdacht van een strafbaar feit geldt op grond van de voorgestelde wijziging dat zij om een nieuwe verlofmachtiging kunnen verzoeken indien hun zaak middels een sepot, strafbeschikking, transactie of een onherroepelijke uitspraak is afgedaan. Doorgaans duurt het lang voordat een zaak is afgedaan. Tot die tijd heeft de betreffende tbs-gestelde geen mogelijkheden tot het aanvragen van verlof.
Om die reden adviseert de RSJ aan de Verlofregeling TBS toe te voegen dat de officier van justitie in beginsel binnen een termijn van twee maanden een vervolgingsbeslissing neemt. Hiermee wordt een (te) lange onderbreking van de mogelijkheid tot verlof, en daarmee een stagnatie van de behandeling en resocialisatie, voorkomen in die gevallen dat de officier van justitie niet spoedig tot vervolging overgaat.
Het Openbaar Ministerie kan ook na deze termijn van twee maanden nog overgaan tot vervolging, maar dit staat een nieuwe aanvraag tot verlof, met vermelding van het delict, dan niet langer in de weg. De directeur van een tbs-kliniek kan zo nodig met de (tbs-)officier van justitie overleggen over een nieuwe aanvraag tot verlof.